Uit onderzoek is gebleken…
Uit onderzoek is inmiddels bekend dat het waarderen en actief benutten van de meertalige achtergronden van kinderen een positief effect kan hebben op hun welbevinden, hun zelfvertrouwen en zelfs op hun leerprestaties. Als leerlingen een nieuwe taal leren, bouwen ze voort op de talen die ze al kennen. Bijvoorbeeld door woorddelen of klanken met elkaar te vergelijken of een betekenis te raden. ‘De thuistaal moeten we daarom juist een plek geven in de klas’. Lees meer over hoe je dat als leerkracht kunt doen: https://didactiefonline.nl/blog/vriend-en-vijand/kansen-op-de-taalvriendelijke-school
Misvattingen over meertaligheid (ook uit bovenstaand artikel)
1. Meertaligheid zit het Nederlands leren in de weg
Dit klopt niet. Sterker nog: een rijk taalaanbod thuis – in welke taal dan ook – draagt bij aan de taalontwikkeling van een kind en daarmee ook aan het leren van een nieuwe taal.
2. Ook thuis moeten kinderen Nederlands spreken om Nederlands te leren
Dit is een misvatting. Als niet-Nederlandsprekende ouder moet je vooral geen Nederlands proberen te spreken met je kinderen. Dat draagt niet bij aan het goed leren van Nederlands. Praten, voorlezen en lezen in de eigen taal van ouders (de thuistaal) versterkt de taalontwikkeling, en draagt daarmee ook bij aan het leren van nieuwe talen.
3. Elke ouder moet in één taal spreken met de kinderen
Om het mixen van talen te voorkomen, was lange tijd een veelgebruikte en geadviseerde strategie: one person, one language. In een Duits-Keniaans gezin spreekt de moeder bijvoorbeeld alleen in het Duits met de kinderen, en de vader alleen in Swahili. Er is echter volgens taalonderzoekers weinig bewijs dat dit gunstig is voor het leren van een taal.
Als je vragen of opmerkingen hebt, of zelf een interessante tip m.b.t. onderwijsonderzoek dan kun je me bereiken op s.vanderzijde@awbr.nl
Hartelijke groet,
Suzan van der Zijde
Academisch schoolopleider AWBR